Informatie

10de  verslag aan de wetgevende Kamers - Cijfers voor de jaren 2020-2021

Dit verslag heeft betrekking op de door de Commissie onderzochte registratiedocumenten van patiënten die euthanasie ondergingen in de periode tussen 1 januari 2020 en 31 december 2021.

In de periode 2020-2021 ontving de Commissie 5 145 registratiedocumenten betreffende euthanasie. (2 445 in 2020 en 2 700 in 2021). Na een lichte daling van de geregistreerde euthanasies in 2020 ( zonder twijfel omwille van de Covid Pandemie) steeg het aantal met 10,4% in 2021 en wordt dus opnieuw het niveau bereikt van voor 2019.

De verhouding tussen het aantal Nederlandse en Franstalige documenten bleef stabiel (74,7% NL/ 25,3% FR), de registratiedocumenten in het Frans blijven stijgen.

67,3% van de patiënten was ouder dan 70 jaar en 39,1% was ouder dan 80 jaar. Het aantal euthanasies bij patiënten jonger dan 40 jaar bleef zeer beperkt (1,2%). Het waren vooral patiënten in de 6de, 7de, en 8ste levensdecade die euthanasie vroegen (77%). De grootste groep waren patiënten tussen 80 en 89 jaar (28,3%).

In 2020 en 2021 werd geen enkel registratiedocument betreffende euthanasie bij een oordeelsbekwame minderjarige patiënt geregistreerd.

Sinds 2020 is het aantal euthanasies dat thuis plaatsvond, gestegen (54,3%). Het aantal euthanasies dat werd uitgevoerd in ziekenhuizen en palliatieve eenheden (30,4%) neemt af. Het aantal euthanasies dat werd uitgevoerd in woonzorgcentra neemt lichtjes toe na een daling in 2020 (13,4%).

Minder dan 1% van de euthanasies werd uitgevoerd op basis van een voorafgaande wilsverklaring euthanasie en dit bij patiënten die onomkeerbaar niet meer bij bewustzijn waren.

In de overgrote meerderheid van de gevallen (85,6%) werd door de arts het overlijden verwacht binnen afzienbare termijn (terminale patiënt). In de groep patiënten waarvan het overlijden niet binnen afzienbare termijn werd verwacht (niet-terminale patiënten), zijn de patiënten die aan polypathologie leden het sterkst vertegenwoordigd, terwijl kankerpatiënten uiterst zelden als niet-terminaal werden beschouwd.

De voornaamste categorieën die aan de basis lagen van de uitgevoerde euthanasies waren
nieuwvormingen/kanker (63,4%), een combinatie van verschillende chronische en ongeneeslijke aandoeningen (polypathologie) (17,5%) en ziekten van het zenuwstelsel (7,8%), ziekten van het bloedsomloopstelsel (3,6%),  ziekten van de luchtwegen (2,5%), psychiatrische aandoeningen (0,9%) en cognitieve stoornissen (1%) en ziekten van het spijsverteringsstelsel (0,7%) Alle andere categorieën vertegenwoordigen 2,6% van de aandoeningen.

  • De belangrijkste patiëntengroep in aantal zijn de patiënten met een oncologische aandoening. Het ging vooral om kankers van het spijsverteringsstelsel, het ademhalingsstelsel, borst en geslachtsorganen (vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen).
  • Na oncologische aandoeningen, was polypathologie de belangrijkste reden om euthanasie te vragen. In de periode 2020-2021 is het aantal euthanasies uitgevoerd bij patiënten op basis van polypathologie nagenoeg onveranderd gebleven zijnde 900 patiënten of 17,5% van het totaal aantal euthanasies.
  • Verzoeken om euthanasie op basis van psychische en gedragsstoornissen (psychiatrische aandoeningen zoals stemmingsstoornissen en cognitieve aandoeningen zoals ziekte van Alzheimer worden verzameld in deze groep) bleven uitzonderlijk (1,9% van alle euthanasies). In al deze gevallen kon men vaststellen dat aan de wettelijke voorwaarden was voldaan (een overwogen en herhaald verzoek geformuleerd een wilsbekwame patiënt, medisch uitzichtloze toestand, ondraaglijk aanhoudend en niet te lenigen lijden veroorzaakt door een ernstige en ongeneeslijke ziekte,

Bij de meerderheid van de patiënten werd zowel lichamelijk als psychisch lijden (niet te verwarren met psychiatrische aandoeningen) waargenomen (82,2%). Dit lijden was steeds het gevolg van één of meerdere ernstige en ongeneeslijke aandoeningen.

De Commissie was van oordeel dat alle ontvangen verklaringen voldeden aan de essentiële eisen van de wet. Daarom was het niet nodig een dossier te verzenden naar de procureur des Konings voor verder onderzoek.

De Commissie bevestigt in haar verslag, net zoals voorheen, dat de toepassing van de wet geen noemenswaardige problemen heeft opgeleverd of aanleiding heeft gegeven tot misbruiken waardoor wetgevende initiatieven verreist zouden zijn.

Extra informatie