Informatie

Het tweejaarlijks verslag van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie is beschikbaar. Het verslag heeft betrekking op de door de Commissie onderzochte registratiedocumenten die ingediend zijn voor patiënten bij wie euthanasie werd uitgevoerd in de periode tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015.

In 2014 werden 1.928 aangiftes ontvangen, in 2015 waren er dat 2.022. De meeste aangiftes waren opgesteld in het Nederlands en hadden betrekking op patiënten van 70 tot 89 jaar, evenveel mannen als vrouwen. De euthanasie werd het vaakst thuis uitgevoerd.

De belangrijkste aandoening die aan de basis lag van een verzoek tot euthanasie was kanker. Het overlijden van de patiënten werd doorgaans binnen afzienbare termijn verwacht. De belangrijkste aandoening voor deze termijn was voornamelijk een kanker. De belangrijkste aandoening ingeval het overlijden niet binnen afzienbare termijn werd verwacht, was een polypathologie (of meervoudige pathologie).

Het aantal verzoeken om euthanasie op basis van mentale en gedragsproblemen is nog steeds gering (3,1%). Net zoals alle euthanasiedossiers worden deze zeer zorgvuldig onderzocht om na te gaan of aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan (ongeneeslijkheid, lijden, gegronde en herhaalde vraag, lang reflectieproces dat de wachttijd van een maand overschrijdt).

De Commissie was van oordeel dat slechts bij één aangifte de essentiële voorwaarden van de wet niet werden nageleefd en heeft dit dossier aan de Procureur des Konings overgemaakt.

Er werd in de periode 2014-2015 geen enkele euthanasieaangifte voor niet-ontvoogde minderjarigen geregistreerd.

De Commissie is van mening dat de toepassing van de wet geen noemenswaardige problemen heeft opgeleverd of aanleiding heeft gegeven tot misbruiken die wetswijzigingen zouden noodzakelijk maken.

Gedetailleerde cijfers

In de periode 2014-2015 werden 3 950 aangiftes ontvangen (1 928 in 2014 en 2 022 in 2015), dit is een maandelijks gemiddelde van 165 aangiftes. De stijging in % van het jaarlijks aantal euthanasieaangiftes lijkt af te nemen. Dat neemt niet weg dat het aantal aangiftes, zowel Nederlandstalig als Franstalig, toeneemt in absolute cijfers.

Zoals voorheen zijn de meeste registratiedocumenten in het Nederlands opgesteld (80%).

In 63% van de gevallen werd euthanasie uitgevoerd bij patiënten tussen de 40 en 79 jaar, in 36% van de gevallen was de patiënt ouder dan 79 jaar.

In 44% van de gevallen werd euthanasie bij de patiënt thuis uitgevoerd, in 42% van de gevallen in het ziekenhuis en in 13% van de gevallen in het rustoord of in het rust- en verzorgingstehuis. Er wordt een lichte stijging vastgesteld van het aantal gevallen van euthanasie in de rustoorden en in de rust- en verzorgingstehuizen.

De Commissie heeft heel wat aandacht besteed aan de aard van de ernstige en ongeneeslijke aandoeningen die aan de basis lagen van een verzoek tot euthanasie en de goedkeuring ervan. De Commissie heeft het initiatief genomen om de diagnoses van de voorbije twee jaar in te delen volgens de ICD-10-CM-codes, “International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems”, opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Het gebruik van die codes zal nauwkeurigere vergelijkingen in de toekomst mogelijk maken. Die indeling heeft het onder andere mogelijk gemaakt een nieuwe groep patiënten te identificeren, namelijk zij die euthanasie vragen omwille van ernstige medische complicaties.

De aandoeningen die aan de basis lagen van euthanasie waren in de meeste gevallen uitgezaaide of zwaar verminkende kankers (67,5%), polypathologieën (9,7%), ziekten van het zenuwstelsel (6,9%), hart- en vaatziekten (5,2%), mentale en gedragsproblemen (3,1%) en aandoeningen aan de luchtwegen (3,1%).

Het ondraaglijk, aanhoudend en niet te lenigen lijden doet zich vaak onder vele vormen voor en tast zowel het fysieke als mentale welzijn van de patiënt zodanig aan dat de levenskwaliteit als middelmatig of zelfs onbestaande wordt ervaren.

In 85% van de gevallen was de arts van oordeel dat de patiënt binnen afzienbare termijn zou zijn overleden.

In 67 gevallen werd euthanasie uitgevoerd bij patiënten die niet meer bij bewustzijn waren en die een wilsverklaring hadden opgesteld. Dit aantal blijft laag door het beperkte toepassingsgebied van deze verklaring, die immers enkel gebruikt mag worden voor patiënten die onomkeerbaar buiten bewustzijn zijn.

In 99,8% van de gevallen werd euthanasie medisch correct uitgevoerd. In 0,2% van de gevallen werd er contact opgenomen met de artsen in kwestie om meer toelichting te krijgen over de techniek die werd gebruikt.

75 % van de aangiftes werden onmiddellijk goedgekeurd. In 25% van de gevallen heeft de Commissie meer informatie gevraagd. De Commissie was van oordeel dat bij één aangifte de essentiële voorwaarden van de wet niet werden nageleefd, en heeft het dossier aan de Procureur des Konings overgemaakt.

Aanbevelingen van de Commissie

Zoals reeds benadrukt in haar vorige verslagen is de Commissie van oordeel dat, met het oog op een wettelijk correcte toepassing van euthanasie zowel de burger als de arts en, bij uitbreiding, de zorgverstrekkers op degelijke wijze dienen te worden geïnformeerd. De overheid moet alle initiatieven dienaangaande ondersteunen. Ook de Universiteiten en Hogescholen die voor de opleiding van het verzorgend personeel instaan, moeten ertoe worden aangespoord in hun colleges kwesties omtrent het levenseinde van patiënten te onderwijzen.

De Commissie bevestigt haar vorige standpunten: zij is van mening dat de toepassing van de wet geen noemenswaardige problemen heeft opgeleverd of aanleiding heeft gegeven tot misbruiken waardoor wetgevende initiatieven vereist zouden zijn.

In het bijzonder wat de wettelijke wachttermijn van een maand betreft die is opgelegd indien het overlijden niet binnen afzienbare termijn wordt verwacht, is de Commissie van oordeel dat de wet niet moet worden gewijzigd.

Wat betreft de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de formele procedures voor het hernieuwen van een wilsverklaring teneinde deze efficiënter te maken, zoals reeds in de vorige verslagen werd aangehaald, betreurt de Commissie dat er geen oplossing is gekomen wat betreft de complexiteit van het opstellen van een wilsverklaring en van de procedures voor het registreren en hernieuwen van de wilsverklaring, wat het gebruik ervan beperkt.

De Commissie vindt het ook opportuun om, net zoals in Nederland, een elektronisch registratiedocument in te voeren. Gelet op de toename van het aantal euthanasieaangiftes zou dat niet alleen de werklast van de leden van de Commissie en van het secretariaat verlichten, maar ook de elektronische gegevensverwerking vergemakkelijken. 

Extra informatie